pag. 22 home

news

-1 ^ +1
1866 - 1868 ~ Te gast bij Sitting Bull.

1866


Na de burgeroorlog is de scheepvaart op de Missouri geweldig toegenomen. Desondanks hadden de voorbije jaren slechts weinig schepen fort Berton als eindbestemming. Maar dit jaar leggen er in het voorjaar niet minder dan 31 aan. Een van die schepen is de Ontario waarmee De Smet op 9 april uit St.-Louis met zijn jaarlijkse levering vertrekt. De reis van St.-Louis naar fort Benton duurt ongeveer 2 maand, maar De Smet heeft gezelschap. Eén van de reisgenoten is Charles Chouteau die zich stilaan terugtrekt uit de American Fur Company. Hij reist niet meer als eigenaar van de Ontario, maar als een gefortuneerd passagier. De Ontario is een nieuw ontwerp met een geringe diepgang (slechts 76 cm). Bij lage waterstanden komt die beperkte diepgang goed van pas, maar de Missouri is dit jaar erg gezwollen. Er drijven grote ijsblokken, ontwortelde bomen en allerlei wrakhout in de rivier en het ondiepe schip heeft de grootste moeite om tegen de sterke stroom op te boksen. Op een aantal plaatsen moet de Ontario dan ook met een kabel door de sterke stroom getrokken worden. Op een bepaald moment breekt een tros en slaat het schip tegen de rotsachtige oever. Er is een gat in de kiel, maar gelukkig kunnen de pompen de Ontario drijvend houden tot de bemanning het lek kan dichten. De vloed zakt, maar het blijft opletten, deze keer voor zand- en modderbanken plus alle zichtbare en onzichtbare drijvende of vaste obstakels. Wanneer ze het grondgebied van de Sioux indianen naderen stijgt de spanning. De stuurhut wordt versterkt tegen pijlen, kogels en andere ongewenste projectielen. Op de boeg wordt een kanon geplaatst, de vuurwapens worden binnen handbereik gehouden en tijdens de nacht worden er wachten uitgezet. Sitting Bull en de Hunkpapa indianen blokkeren fort Rice !

Op 8 mei komt de Ontario ter hoogte van fort Sully aan. In de schaduw van het fort leven honderden vredelievende Sioux indianen, weliswaar in erbarmelijke omstandigheden. Er heerst hongersnood. De indianen hebben hun honden en paarden al opgegeten en ze overleven op wat ze aan wilde wortels her en der kunnen opgraven. De Smet kan niet veel meer doen dan de ongelukkigen troosten en de blanke beschaving, die het zover heeft laten komen, veroordelen. 2 dagen later varen ze naar fort Berthold waar de Arikara, de Mandan en de Gros Ventre er zo mogelijk nog erger aan toe zijn. Tijdens de voorbije winter stierven niet minder dan 50 van deze ongelukkige indianen van de honger. De soldaten die hen moeten beschermen maken zich vrolijk over de uitgehongerde indiaanse vrouwen en kinderen die bij het fort wat afval trachten te bekomen. Stel je voor, moeders zoeken in de paardenmest naar onverteerde granen om hun kleintjes van de hongerdood te redden ! Verslagen reist De Smet door naar fort Union waar ze op 25 mei zonder incidenten aanmeren.

Op 7 juni, na een reis van welgeteld 57 dagen bereikt de Ontario de eindbestemming : fort Benton. Deze keer wacht er geen delegatie van de St.-Peter missie op hem. Pater Giorda heeft een briefje gestuurd. Door de toenemende onrust bij de Blackfoot indianen hebben ze de missie in de lente gesloten en zijn de missionarissen in de richting van het Little Belt gebergte vertrokken. Ze verblijven nu veilig en wel in St.-Ignatius. Blanke goudzoekers zijn Alder Gulch binnengedrongen en hebben zodoende de Blackfoot indianen geprovoceerd. In die omstandigheden acht Giorda het veiliger om niet naar fort Benton te reizen. Hij vraagt De Smet om de vracht bij een betrouwbare inwoner van fort Benton achter te laten. De missionarissen zullen de waren later wel ophalen. De Smet vertrouwt de cargo toe aan een katholieke generaal van Ierse afkomst, een zekere Thomas Meagher. Het is de laatste keer dat De Smet de Missouri helemaal opvaart om de zending voor de missies in de Rockies persoonlijk te bestellen. Dank zij de Chouteau's kan De Smet reeds 10 jaar gratis van het transport via de AFC-schepen gebruik maken. Chouteau stelde De Smet zelfs mensen en lastdieren ter beschikking om de vracht over de laatste 563 kilometer naar St.-Ignatius te transporteren. Door de uitverkoop van de Chouteau's ziet het er naar uit dat de jezuïeten alle reiskosten voortaan zelf zullen moeten betalen. Gelukkig kan De Smet nog gratis meereizen met kapitein La Barge, maar de vracht moet voortaan via New York, Panama, San Francisco en fort Vancouver naar Sacred Heart. De nieuwe route is wel sneller, 6 weken in plaats van 3 maanden !

Na het los- en laadwerk is de Ontario klaar voor de terugreis naar St.-Louis. Op de terugtocht wil De Smet meer tijd voor de indianen langs de opper-Missouri uittrekken. In fort Berthold verlaat hij de Ontario. Met de hulp van de tolk, Pierre Garreau, spreekt De Smet de Arikara, de Mandan en de Gros Ventre indianen moed in. Hij doopt hun kinderen (150). Eind juni vertrekt hij aan boord van de Minor. Hij stapt af in het agentschap van de Yankton, aan de monding van de James rivier. Hij doopt er een oude bekende : chief Pananniapapi (The man that Strikes the Ree). Hij belooft hem al het mogelijke te zullen doen om een missie op te richten. Daarna neemt De Smet de volgende raderboot naar St.-Louis, waar hij begin augustus arriveert.

Het is er bloedheet (40° in de schaduw) en een cholera-epidemie maakt opnieuw veel slachtoffers. De gezondheid van De Smet gaat weer achteruit. Hij verliest zelfs een deel van zijn gehoor bij een pijnlijke tandextractie.

Intussen voeren Sitting Bull en de Hunkpapa de druk op. Ze vallen het nieuw militair complex fort Buford aan. Het fort ligt op 3 kilometer van fort Union. Op 1 augustus beslist de Amerikaanse regering om 3 nieuwe forten langs een nieuwe weg van fort Laramie naar de goudvelden in Montana te bouwen. Deze provocatie pikken de strijdlustige Ogallala Sioux niet. Red Cloud en krijgers openen een tweede front en in een mum van tijd hebben ze in 51 schermutselingen 154 ongewenste reizigers langs de nieuwe Bozeman Trail gedood.

De politicus O. H. Browning verzoekt De Smet om de Amerikaanse regering nogmaals te helpen. Als tegenprestatie belooft de regering De Smet te helpen om missieposten bij de Yankton op te richten. De Smet wil het nog een keer proberen, maar hij wil er niet voor betaald worden.

In het noordwesten heropent pater Congiato de oude St.-Mary missie aan de Bitter Root rivier, bij de Flathead. Pater Ravalli, die 16 jaar voordien de ontmanteling meemaakte, is erbij. Hij zal tot aan zijn dood in de St.-Mary missie blijven.

1867

Generaal Sherman vraagt De Smet om peter te worden van zijn jongste zoon : Philemon Tecumseh Sherman. De Smet doopt het kindje op 9 januari in de St.-Briget kerk.

In februari reist een delegatie van 28 vredelievende Yankton, onder de leiding van Man Struck by the Ree (Pananniapapi) met De Smet naar Washington D.C. Ze dringen onder meer aan op een missiepost. L. V. Bogy ondervraagt De Smet naar de diepere oorzaak van het conflict met de Ogallala (Red Cloud's war) en stelt De Smet voor bij de vredesonderhandelingen als speciale gezant op te treden.

Zodoende spoort Major Peter De Smet of the U. S. Army op 12 april van St.-Louis door Iowa naar Omaha om er op op 22 april op de Bighorn in te schepen. De Smet hoopt op die manier de voorjaarsproblemen met de hoge waterstand van de Missouri te kunnen vermijden. Hij heeft een kar, 2 muilezels, een paard, een paar koffers plus kampeergerief bij. Op het traject van St.-Louis naar Chicago stopt de trein wel 53 keer en de reis van Chicago naar Omaha is zo mogelijk nog een grotere beproeving. Zware regenval heeft bruggen en sporen weggespoeld en het duurt soms een volle week om de schade te herstellen. De laatste 43 kilometer legt De Smet per koets af en zo komt hij op 22 april in Sioux City aan. Gelukkig hebben Man Struck by the Ree en de overige leden van de Yankton delegatie ook vertraging. De Bighorn laat op zich wachten, zodat het gezelschap op 30 april met een ander schip, de Guidon, moet vertrekken. Het schip zit afgeladen vol met vracht en passagiers voor Idaho en Montana. Het is het vijftiende schip op weg naar fort Benton dat jaar ! De 250 kilometer van Sioux City naar Yankton wordt door de Guidon in 6 dagen afgelegd. Na 3 maanden afwezigheid worden de opperhoofden op het agentschap uitbundig ontvangen. De Smet moet wachten op de vracht die met de Bighorn verscheept werd. Intussen kan De Smet in het huis van Alex Gion, de tolk van het agentschap, logeren. De Smet predikt in de buurt van Yankton. Wanneer de vracht arriveert is De Smet klaar is om het binnenland in te trekken. Man Struck by the Ree stelt hem een kleine escorte ter beschikking. Aangevuld met Zephyr Rencontre (tolk), Joseph Picotte (gids) en Pratt, een halfbloed, kan de vredeskaravaan op 21 mei eindelijk vertrekken. De nachten zijn nog erg koud. Op 26 mei bereiken ze fort Thompson. In de buurt van het fort leven een duizendtal Sioux indianen in een dorp van 100 tipi's. Het zijn Brulé, Two Kettle en Yankton indianen. Via hen hoopt De Smet de Ogallala te vinden die de Bozeman Trail en de aanleg van de Union Pacific spoorweg onveilig maken. 2 dagen later vertrekken ze naar het oude fort Pierre. Op 30 mei komt de karavaan ter hoogte van het voormalige fort aan en ook daar bezoeken ze een indianendorp met een tweehonderdtal vredelievende indianenfamilies. Op 7 juni komen de generaals Alfred Sully en Ely Parker aan. Sully heeft 5 compagnieën soldaten bij. Het eisenpakket van de indianen is eenvoudig : alle soldaten moeten weg en alle verkeer over land en via de Missouri moet stoppen. Voor Sully is het eisenpakket onbespreekbaar. De soldaten zullen pas verdwijnen wanneer de indianen de strijdbijl definitief begraven hebben. Na nog een oproep voor de oorlogszuchtige stammen nagelaten te hebben, rijdt De Smet op 9 juni met de militairen naar het nieuwe fort Sully dat 40 kilometer verderop ligt. Daar gaan ze aan boord van de Graham. De Smet laat zijn bagage en transport in het fort achter. Op 16 juni bereiken ze de volgende halte : fort Rice. In de buurt logeren een paar duizend Sioux in 500 tipi's. Naar verluidt zijn er ook vertegenwoordigers van de vijandige Hunkpapa bij. Sully, Parker en De Smet luisteren naar de grieven van de indianen. Het overleg duurt twee dagen en de sfeer is positief. Op 19 juni varen de militairen en De Smet door naar fort Berthold om er 4 dagen later, op 23 juni aan te leggen. Niet ver van de monding van de Little Missouri leven 3.000 indianen in erbarmelijke omstandigheden. Het is alles wat er nog rest aan Arikara, Mandan, Hidatsa (Gros Ventre) en Minitaree indianen. Ze hokken samen in primitieve aarden huisjes . Ook met hen wordt overleg gepleegd. Op 24 juni schepen ze in voor het laatste stuk naar de monding van de Yellowstone rivier en op 28 juni leggen ze bij een nieuw fort aan. Na de overname door de Amerikaanse staat is fort Union niet langer een gewone handelspost. De strategische plaats aan de monding van de Yellowstone heet voortaan fort Buford en wordt uitgebouwd tot een volwaardig militair complex. De Smet stuurt een verkenner met een uitnodiging naar de Crow en de Assiniboin indianen. Op 7 juli komen de woordvoerders van de Assiniboin aan, maar de Crow blijven afwezig. De delegatie besluit om een week op de Crow te wachten. De Crow indianen laten echter weten dat ze hun levensnoodzakelijke bizonjacht onmogelijk kunnen onderbreken. Daarop beslissen Sully, Parker en De Smet om met de Lady Grace terug naar het oosten te varen. Wanneer ze op 21 juli fort Rice bereiken wachten hen twee onaangename boodschappen. Kort na hun vertrek zijn een aantal Crow toch in fort Buford opgedaagd en net voor hun aankomst in fort Rice zijn 100 Hunkpapa uit het binnenland, die op de uitnodiging van De Smet ingegaan waren, terug vertrokken. In fort Sully blijkt dat de dieren en de wagen die De Smet er achtergelaten had, in erbarmelijke toetstand verkeren. De Smet gaat weer aan boord van de Lady Grace. Hij zal Sully en Parker tot Sioux City vergezellen. In fort Leavenworth vernemen ze dat de Ogallala fort C. F. Smith aangevallen hebben en dat Red Cloud in de buurt van fort Phil Kearny het Amerikaans leger een zware slag toegebracht heeft (het Fetterman Disaster). President Andrew Johnson wil toch een nieuw vredesinitiatief nemen. De Smet wil helpen, maar hij moet eerst naar St.-Louis om materiaal op te halen.

Het is augustus en erg heet. De Smet voelt zich zwak. Hij is fel vermagerd : van 105 naar 84 kilo. In St.-Louis stellen de artsen vast dat hij de ziekte van Bright heeft (een chronische aandoening van de nieren). Hij moet de rest van het jaar rusten om weer op krachten te komen.

In oktober wordt met de indianen die ten zuiden van de Platte rivier wonen, het verdrag van Medicine Lodge Creek afgesproken, maar in het noorden woedt de oorlog met de Sioux indianen onder de leiding van Red Cloud in alle hevigheid voort.

Stel je voor, De Smet moet bij de Duitse jezuïeten rechtzetten dat hij wel degelijk al die brieven en boeken zelf geschreven heeft !

1868

Ook de generaals Sully en Parker zijn onder de indruk van de positieve invloed die De Smet op de indianen heeft.

De voorbije burgeroorlog was een financiële aderlating en in Washington loopt men niet erg warm om veel geld te stoppen in een oorlog met de prairie-indianen. Het is goedkoper om te proberen de indianen rond de onderhandelingstafel te krijgen en dus vraagt de Amerikaanse overheid De Smet nogmaals om hen daarbij te helpen. Ze beloven 3.000 $ per jaar om een katholieke missie bij de Yankton te financieren. Ondanks zijn zwakke gezondheid gaat De Smet op het voorstel in. Hij schrijft naar Charles Galpin, een handelaar in fort Rice, om tegen zijn aankomst voor een tolk, een wagen, muilezels en een voerman te zorgen. Er wordt een nieuwe vredescommissie samengesteld bestaande uit de generaals Sherman, Harney, Sanborn, Terry en Sheridan. De Smet ondervraagt Sherman over het succes van de tot dusver gevoerde onderhandelingen. Sherman denkt dat hij in september bij de Ogallala en de Brulé langs de North Platte op de goede weg was. Maar in november kwam slechts één opperhoofd naar de tweede gespreksronde. En in fort Laramie kwam niemand meer opdagen. De generaals zijn in ieder geval gelukkig met de steun van De Smet.

Op 30 maart spoort De Smet met de vredescommissie via Chicago naar Omaha, dat intussen een belangrijk knooppunt van het spoorverkeer geworden is. Op 2 april spoort De Smet in gezelschap van Harney, Terry, Augur (die de intussen teruggeroepen generaal Sherman vervangt), Henderson (senator), Taylor, Sanborn en Tappan (handelaar) met de Union Pacific naar Cheyenne. Op 4 april bereiken ze de Spotted Tail Agency van de Brulé Sioux aan de Noord-Platte rivier en op 6 april arriveren ze in fort Russel, iets ten westen van de nieuwe stad Cheyenne. Daar splitst het groepje. Eén delegatie reist naar het zuiden en de rest trekt naar fort Laramie om er met de Sioux en de noordelijke Cheyenne te praten. Deze keer wil De Smet zich van de militairen distantiëren. Hij is er namelijk van overtuigd dat hij alleen betere resultaten kan bereiken. Hij spoort terug naar Omaha en op 21 april scheept hij in op de Columbia. Het is 33 dagen tot fort Rice. Hij is vastbesloten om met de opstandige Sioux contact te maken en ze te overtuigen om met hem mee naar de onderhandelingstafel te gaan. Hij hoopt zelfs Sitting Bull en de Hunkpapa indianen, die in de Yellowstone vallei tussen de Powder en de Bighorn rondtrekken, te ontmoeten. Als alles meezit kan hij misschien een ontmoeting met Harney, Sanborn en Terry in fort Rice arrangeren.

Op 24 mei komt De Smet ter hoogte van de Cannonball rivier aan. In fort Rice is iedereen op de hoogte van zijn komst. Het nieuws van De Smet's stoutmoedige plannen heeft zich als een lopend vuurtje over de prairie verspreid. De Smet weet dat hij de Hunkpapa zo ongeveer een 650 kilometer ten westen van het fort moet zoeken. De indianen rond fort Rice willen De Smet van zijn gevaarlijk plan afbrengen, maar er is geen houden aan. De roekeloze missionaris wil en zal de Hunkpapa benaderen. Wanneer ze beseffen dat het vergeefse moeite is, willen de indianen de missionaris helpen. 8 Lakota en Yankton opperhoofden bieden de missionaris aan om hem te vergezellen. Uiteindelijk telt de escorte 80 zielen (waaronder The Log, Two Bears, Running Antelope, All-Over-Black, Ghost Spirit, Burning Cloud en Sitting Crow). De moedige Charles Galpin zal ook meekomen. Hij heeft reeds 30 jaar ervaring met de prairie-indianen en weet welk groot gevaar ze lopen. Om het vredelievend karakter van de tocht te benadrukken zal hij zijn indiaanse echtgenote Eagle Woman meenemen. Ze is zowel met de Hunkpapa als met de Two Kettle verwant.

Op 2 juni vertrekt de karavaan in de richting van de Badlands van Dakota. Het is erg warm en winderig. Het valt de indianen op dat de tocht voor de zevenenzestigjarige missionaris deze keer erg zwaar is. Op 8 juni, na 6 dagen van hitte en stof, vraagt De Smet om even te pauzeren. 4 verkenners kunnen dan intussen naar de Hunkpapa dorpen zoeken. Na de rustpauze zal de hoofdgroep wat minder snel langs een afgesproken traject reizen, zodat de verkenners hen kunnen inhalen. De verkenners krijgen wat tabak als vredesignaal mee. 5 dagen later wordt de hitte zo mogelijk nog ondraaglijker. Op 15 juni, ter hoogte van Beaver Creek vraagt De Smet om halt te houden en op de verkenners te wachten. Een dag later ziet De Smet door zijn verrekijker de verkenners terugkomen. Ze zijn vergezeld van 18 Hunkpapa krijgers !

Ze roken de vredespijp. Four Horns, de leider van het Hunkpapa dorp wil hen ontvangen. Tijdens de nacht bouwen de indianen een feestje. De Smet stuurt een boodschapper naar generaal Terry om hem te melden dat ze contact gemaakt hebben.

Op 19 juni komt de delegatie in het dorp van Four Horns aan. Het is gelegen aan de samenvloeiing van de Yellowstone en de Powder. Het duurt niet lang of een grote groep krijgers rijdt hen tegemoet. Wanneer de 500 ruiters nog maar 800 meter verwijderd zijn, ontvouwt De Smet een banier van het Heilig Hart en de Maagd Maria. De Hunkpapa denken een ogenblik dat het de Stars and Stripes is en vrezen een valstrik. Ze waaieren in slagorde uit. Gelukkig zijn er een paar koelbloedige krijgers die wat dichterbij durven komen. Na wat uitleg zijn ze gerustgesteld. De crisis is voorbij.

De stoet bereikt een tamelijk groot tentenkamp (600 tipi's voor 4.000 indianen). Iedereen staat er te drummen om een glimp van de Grote Zwartrok op te vangen. Voor De Smet zijn dit nog de echte wilden. Plots komt Sitting Bull uit zijn tent om de missionaris te begroeten. Sitting Bull is vriendelijk en neemt De Smet en de Galpin's persoonlijk onder zijn hoede in zijn eigen tent. Geen overbodige luxe, want de Sioux hebben als erecode om, wanneer familie door een blanke gedood werd, de eerste blanke die ze tegenkomen om te brengen. In de tent van Sitting Bull valt De Smet in een diepe slaap.

Wanneer hij ontwaakt ziet hij dat Sitting Bull, Four Horns, Black Moon en No Neck op hem wachten. Ze willen weten wat De Smet te vertellen heeft. De volgende dag zullen ze een groot overleg organiseren. En inderdaad op 20 juni, om 01:00 p.m. start de Great Powder River Council. De indianen luisteren beleefd en met aandacht naar wat De Smet te vertellen heeft. Daarna geven Black Moon, Sitting Bull, Two Bears (Yankton) en Running Antelope (Brulé) hun kijk op de zaak. Na een beraad van 4 uur besluiten de Hunkpapa om een delegatie van 160 indianen met hem mee naar fort Rice te sturen. De Hunkpapa vragen wel om de banier te mogen houden. De Smet wil hen graag dat plezier doen. Sitting Bull krijgt van De Smet een crucifix. Het was een vermoeiende maar geslaagde dag. De Smet valt weer in een diepe slaap, ten huize van Sitting Bull.

De dag nadien is het zondag en omdat hij vroeg wil vertrekken draagt De Smet de mis om 4:30 op. Sitting Bull en 3 andere opperhoofden doen de Smet een eind uitgeleide in de Powder vallei. 8 Hunkpapa krijgers onder de leiding van Gall zullen mee naar fort Rice reizen. In totaal bestaat de Hunkpapa vredesmissie uit 30 families (mannen, vrouwen en kinderen). Op 25 juni sturen ze vanuit Box Elder kamp All-Over-Black als boodschapper naar fort Rice. Terry is aangenaam verrast en stuurt op 28 juni de boodschapper met felicitaties terug en het bericht dat Terry, Harney en Sanborn hen vol ongeduld verwachten. Op 1 juli, na een tocht van 10 dagen, bereikt de delegatie fort Rice.

De volgende dag start het beraad. Langs de oevers van de Missouri kamperen 50.000 prairie-indianen, een nooit geziene concentratie. Elk opperhoofd houdt een toespraak. De generaals lezen het nieuwe verdrag van fort Laramie voor dat reeds op 11 mei door de andere Sioux in het zuiden getekend werd. Het verdrag bepaalt dat de Sioux één groot Sioux reservaat toegewezen zullen krijgen. Het reservaat komt overeen met het deel van South Dakota dat ten westen van de Missouri ligt. Voor de komende 30 jaar mogen de Sioux rekenen op rantsoenering en de bemiddeling van een agent van de overheid. Alle forten langs het gehate Bozeman Trail zullen opgedoekt worden. Alle indianen tekenen, ook Gall de vertegenwoordiger van Sitting Bull, maar hij onderstreept dat alle forten weg moeten, dat alle verkeer door indiaans grondgebied, ook het scheepvaartverkeer op de Missouri, gestaakt moet worden en dat alle blanken het gebied van de indianen moeten verlaten. De Smet tekent ook. Terry, Sanborn en Harney zijn De Smet nogmaals erg dankbaar.

Voor de Amerikanen is dit de belangrijkste bijdrage van De Smet in hun pogingen om een duurzame vrede tussen de blanken en de indianen tot stand te brengen. Eén ding staat vast, De Smet heeft een groot risico genomen. Geen enkele andere blanke was levend bij de 5.000 rebellerende Sioux onder de leiding van Sitting Bull vandaan gekomen.

Op 4 juli vaart De Smet met de Agnes naar het oosten. In fort Sully verlaat De Smet Terry, Sanborn en de andere commissieleden om een tijd bij de lokale indianen te blijven. Op 11 juli scheept hij terug in op een andere boot. In fort Leavenworth ontscheept hij opnieuw met de bedoeling een kijkje te gaan nemen in de St.-Mary missie, bij de Potawatomi in Kansas. Het is 29 juli en verschrikkelijk heet. Kansas wordt getroffen door een hittegolf met temperaturen van 45° in de schaduw. Eind augustus bereikt De Smet na een vermoeiende reis van 9.654 kilometer eindelijk St.-Louis. Hij is uitgeput en vreest dat hij niet lang meer te leven heeft. Hij laat er geen gras over groeien en zet zijn wedervaren voor pater Terwecoren op papier.

In september valt Sitting Bull opnieuw met 150 krijgers fort Buford aan. Ze stelen er de paarden ...

De Smet gaat, op aanraden van provinciaal Coosemans, naar België om er zijn gezondheid te laten onderzoeken. Hij wil ook proberen om middelen in te zamelen voor het opstarten van de missie bij de Yankton. Op 21 november vertrekt hij uit St.-Louis om op 25 november in New York naar Europa in te schepen. Tijdens de overtocht komt het schip in een vliegende storm terecht. Het gaat geweldig te keer. De Smet slipt op het gladde dek en breekt 2 ribben. Pas in de haven van Liverpool kan de missionaris correct behandeld worden.

Op 29/12 draagt hij in Kortrijk de huwelijksmis van zijn neef Paul op.