pag. 19

|
1851 - 1854 ~ De vrede van fort Laramie.
1851

Door zijn publicaties en voordrachten is Pierre-Jean intussen een bekende figuur geworden en kan hij zowel in de V.S. als in Europa op veel steun en sympathie rekenen. Bovendien is het de Amerikaanse regering niet ontgaan dat de katholieke missionaris zeer goed met de meeste indianenstammen overweg kan. Washington beslist om de hulp van De Smet in te roepen bij hun pogingen om conflicten met de prairie-indianen te voorkomen. Het initiatief komt niets te vroeg, want door de massale migratie dwars door de traditionele jachtvelden zijn de indianen erg onrustig geworden. De Amerikanen willen een beraad houden met alle stammen ten zuiden van de Missouri en ten noorden van de grens met Texas. Op die manier hopen ze veilige emigratiewegen naar Utah, Californië en Oregon af te kunnen spreken. Op 19 april vraagt de verantwoordelijke voor indiaanse aangelegenheden in St.-Louis, kolonel David Mitchell, De Smet officieel om mee te werken aan het gepland overleg in fort Laramie. De opdracht van De Smet is om zoveel mogelijk stammen aan te sporen om tegen 1 september naar het fort te komen.
De Smet's plan is eenvoudig. Hij zal tot fort Union varen en onderweg zoveel mogelijk indianen aansporen om aan het geplande overleg deel te nemen. Hij zal prediken, pamfletten uitdelen en de indiaanse delegatie naar fort Laramie vergezellen. Pater Elet ziet het plan wel zitten. Pater Christiaan Hoecken, missionaris bij de Potawatomi, zal De Smet vergezellen.
Intussen wil Roothaan de schuld van de teloorgang van de missies in de Bitterroots nogmaals in de schoenen van De Smet schuiven. Hij zou met name de zaken te veel verbloemd hebben. De Smet voert als tegenargument aan dat uit brieven van Accolti, Ravalli, Mengarini en Joset duidelijk blijkt dat het met de Flathead-missie tot 1849 uitstekend ging. 49 is het jaar van de goudkoorts en het startsein voor de massale emigratiegolven naar het westen. Maar ondanks de kritiek van Roothaan, laat Elet De Smet en Hoecken vertrekken.
Op 7 juni stuurt kapitein Joseph La Barge de St.-Ange het bruine water van de Missouri op. De St.-Ange werd in '49 gebouwd en is dus nog vrij nieuw. Op het 60 meter lange dek moeten de 100 passagiers, vooral agenten van de AFC, het tijdens de lange reis naar fort Union (3.200 kilometer) het met elkaar zien te vinden. Aan boord is ook de jonge Zwitserse schilder Rudolph Friederich Kurtz. Kurtz is van plan om een jaar bij de pelshandelaars in fort Berthold door te brengen. Onderweg schildert Kurtz De Smet's portret. Door de late en plotse dooi staat de Missouri rivier erg hoog en zodoende is een flink deel van het oeverland ondergelopen. De ondiepe rivierboot moet zich een weg banen tussen de talloze ontwortelde bomen en het drijvend wrakhout van weggespoelde woningen, omheiningen, stallen en schuren. Het is een hele kunst om tegen de stroom tussen al die gevaarlijke obstakels te laveren. In het troebele water drijven de opgezwollen krengen van allerlei verdronken dieren. 6 dagen na het vertrek uit St.-Louis (na 800 kilometer) breekt aan boord van de St.-Ange een gevreesde ziekte uit. 13 passagiers krijgen plots hevige koorts. Het is cholera ! De Smet wordt ook ziek. Pater Christiaan Hoecken zorgt voor de slachtoffers en staat de stervenden bij, maar op 19 juni slaat de besmettelijke ziekte ook bij hem toe en enkele uren later is hij reeds overleden. Hoecken wordt aan de rand van een bos begraven. Op de terugweg zal La Barge de kist ophalen om ze naar het noviciaat van Florissant te brengen. Wanneer de St.-Ange de zuivere lucht van de hoogvlakte, bij de monding van de Platte, nadert, is de epidemie die reeds 20 opvarenden het leven kostte geweken. Maar in het land van de indianen, blijken de meeste stammen langs de Missouri eens te meer het slachtoffer van een massale pokkenepidemie. Het aantal slachtoffers is zo hoog dat de geur van de dood met de St.-Ange meereist. Voorbij fort Pierre organiseert De Smet zijn eerste ontmoetingen met de getroffen Lakota, de Arikara, Gros Ventre en Mandan indianen. Hij probeert hen te troosten en hoopt dat hij later meer concrete hulp zal kunnen bieden.
Op 14 juli bereikt de St.-Ange haar eindbestemming : fort Union aan de monding van de Yellowstone rivier. Daar heeft De Smet precies 2 weken tijd om zijn tocht naar fort Laramie voor te bereiden. Enkele opperhoofden van de Assiniboin, de Minitaree, de Arikara, de Mandan en de Crow indianen zullen De Smet naar de plaats van het overleg vergezellen. De lokale bestuurder van de AFC, Alexander Culbertson, zal ook mee reizen.
Op 31 juli vertrekt de delegatie van 35 personen met 2 karren en 4 kleine wagens naar een fort dat ongeveer 1.300 kilometer zuidwaarts moet liggen. 10 dagen later bereiken ze fort Alexander, aan de samenvloeiing van de Rosebud en de Yellowstone rivieren. Na een rustpauze van 6 dagen steken ze de Yellowstone over en volgen een tot dan toe onbekend traject. Het is er droog en heet. In een wolk van ongedierte trekt de karavaan door een woest landschap vol droge rivierbeddingen en ravijnen. Regelmatig zijn de gidsen het spoor bijster, maar na een paar omwegen, bereikt het gezelschap dan toch de Grote Toverweg (de bijnaam die de indianen intussen aan de weg naar Oregon gegeven hebben). Het is 2 september wanneer De Smet de streek rond Red Buttes herkent (ten zuidwesten van Casper, Wyoming). Ze zitten te ver naar het westen en moeten een week oostwaarts rijden om fort Laramie te bereiken. In '49 trokken 30.000 emigranten over de weg en een jaar later nog eens 50.000. Hun doortocht heeft voor een blijvende verstoring van het landschap gezorgd. September is reeds laat op het seizoen en de route ligt er verlaten bij. Op 9 september komen ze in fort Laramie aan. In en rond fort Laramie, waar normaal niet meer dan 200 mensen verblijven, is er onvoldoende voedsel voor de duizenden Arapaho, Cheyenne, Crow, Arikara, Assiniboin, Mandan en Gros Ventre indianen. Het overleg werd 56 kilometer naar het oosten verplaatst. De Smet moet met zijn delegatie naar de monding van de Horse Creek (Nebraska), aan de zuidelijke oever van de Platte. De Smet kan mee met de wagen van kolonel Robert Campbell.

Op 12 september geeft Mitchell het startsein voor het groot beraad. Het hele opzet heeft tot doel de Amerikanen voortaan het recht te geven om ongestoord door de jachtgebieden van de indianen te trekken. De blanken willen ook forten om hun weg te beschermen. In ruil zullen de indianen compensaties krijgen. Bij de onderhandelaars vinden we bekende namen terug als Thomas Fitzpatrick, Jim Bridger, A. B. Chambers en B. Gratz Brown. Rond de plaats van het overleg kamperen nu minstens 10.000 indianen. Het zijn Sioux, Cheyenne, Arapaho, Crow, Gros Ventre, Assiniboin en Arikara. De Shoshone, Pawnee, Kiowa en Comanche nemen niet deel aan de gesprekken omdat ze de andere indianen niet al te veel vertrouwen. Na veel palaver en retoriek gaat iedereen uiteindelijk akkoord met de voorstellen. Het zogenaamd Fort Laramie verdrag van 1851, dat de wegen naar Santa Fe, Utah, Oregon en Californië veilig moet maken, is een feit. De Smet zal in St.-Louis een kaart tekenen met afgebakende jachtgebieden voor alle indianen. Tijdens het overleg bekeert De Smet een flink deel van de aanwezige indiaanse populatie (ca. 2000 of 1 op 5 !). Met veel vertraging arriveren op 20 september 24 wagens met voor 50.000 $ voedsel en andere geschenken, die zonder verwijl uitgedeeld worden. Niet lang daarna brengen verkenners het goede nieuws dat langs de zuidelijke vork van de Platte, op 3 dagen van fort Laramie, massa's bisons grazen ! Voor de meeste indianen is dat het sein om hun kampen op te breken en op bizonjacht te gaan. Het beraad heeft 12 dagen geduurd.
Op 24 september neemt De Smet afscheid van zijn indiaanse reisgenoten om met de officiële delegatie naar St.-Louis terug te keren. Hij zal enkele opperhoofden, die de grote vader in Washington willen bezoeken, persoonlijk begeleiden. Op de terugweg ontmoeten ze ene prins Paul van Württemberg, die met een stel Pruisische officieren naar de Wind River bergen trekt. De heren willen er een gezellig jachtpartijtje organiseren. In fort Kearny verlaat Mitchell de delegatie om naar Nebraska City door te reizen. De Smet, Fitzpatrick en de indianen reizen door naar fort Leavenworth. Ze bezoeken de missie van de Potawatomi indianen in St.-Mary en na een verblijf van 3 dagen reizen ze door naar Westport. Ze verblijven er in het Union hotel waar Mitchell zich terug bij het groepje aansluit. Op 18 oktober gaan ze aan boord van de Clara en 4 dagen later komen ze in St.-Louis aan. De indianen zijn diep onder de indruk van de leefwereld van de blanken. In de gebouwen van de universiteit van St.-Louis organiseert De Smet een banket voor zijn indiaanse delegatie. De provinciaal belooft de indiaanse gasten om ook naar hun stam een Zwartrok te sturen. De Smet heeft er alles bij mekaar weer 8.780 kilometer opzitten. De Amerikaanse regering is erg opgetogen over de rol die De Smet als bemiddelaar gespeeld heeft.
Tijdens zijn afwezigheid heeft pater Verhaegen de taak van De Smet als procurator overgenomen. De Smet hoopt in stilte naar zijn reducties in de Rockies terug te kunnen keren, maar Roothaan heeft andere plannen. Hij stelt Elet voor om De Smet permanent naar Europa te sturen. Daar zou hij dan continu geld voor het missiewerk kunnen inzamelen, maar wanneer De Smet in St.-Louis terugkomt is Elet overleden en heeft William Stack Murphy de verantwoordelijkheid voor de vice-provincie overgenomen. Murphy heeft De Smet in St.-Louis nodig en wil dat hij op post blijft en zodoende zal De Smet tot aan zijn dood de taak van procurator en socius voor de vice-provincie van Missouri in St.-Louis blijven uitvoeren.
Ten einde raad onttrekt Roothaan de missieposten in de Rockies aan het gezag van de vice-provincie in St.-Louis en plaatst ze onder zijn rechtstreekse leiding.
1852
Pater Terwecoren start het tweewekelijks tijdschrift Collection de précis historiques littéraires, scientifiques. De publicatie verschijnt gelijktijdig in Brussel en Parijs. Tussen 1852 en 1854 stuurt De Smet niet minder dan 27 bijdragen naar de redactie van het tijdschrift, met als gevolg dat zijn bekendheid in Europa nog gevoelig toeneemt.
In maart staat De Smet de zwaar zieke student Ralph Benton (22) bij. Op 17 maart overlijdt Ralph aan dysenterie, nadat hij zich tot het katholieke geloof bekeerd heeft. Ralph is de zoon van de bekende senator van Missouri, Thomas Hart Benton en de broer van Jessie Benton, die in 1841 met John Charles Frémont huwde. De senator, hoewel protestant (Presbyteriaan), wordt voortaan De Smet's beste bondgenoot in Washington D.C.
Op 15 april ontvangt De Smet een brief van Roothaan waarin hij zijn beschuldigingen wat afzwakt. Roothaan begint te beseffen wat er in de Rockies verkeerd gegaan is. De missies kunnen gewoon niet werken zoals de reducties in Paraguay. Er zijn onvoldoende financiële middelen om de zelfstandigheid van de indianen te verzekeren en de blanke invloed kan onmogelijk tegengehouden worden. De indianen zijn nomaden, eens op jacht vervaagt hun bekering. De Smet is het niet ten volle eens met de stelling van Roothaan, maar hij is al tevreden dat hij niet langer de zondebok is.
St.-Louis telt intussen 120.000 inwoners waarvan bijna de helft katholieken. De oude katholieke kern bestaat vooral uit Franssprekenden. Het zijn de eerste kolonisten uit Louisiana en Canada. Maar er komen steeds meer anderstaligen bij. Grote groepen Duitse, Poolse en Ierse katholieken maken van deze Franstalige kern in enkele jaren een minderheid. Ondanks de immigratie blijft het katholiek overwicht wel op peil. Veel katholieken komen uit het door hongersnood geteisterde Ierland. In St.-Louis beschikt de katholieke gemeenschap over een kathedraal, 11 kerken, een universiteit, een seminarie, een aantal scholen en internaten, een hospitaal, een weeshuis, een vluchthuis voor vrouwen en een paar kloosters. Globaal zijn in de V.S. 6 aartsbisschoppen, 35 bisschoppen en 1.500 priesters voor 1,6 miljoen katholieken actief (op 25 miljoen Amerikanen). Maar dat succes wekt afgunst en in gans de V.S., ook in St.-Louis, groeit stilaan een zekere afkeer tegen het katholicisme. Na de repressie die volgde op de Europese onlusten in 1848 zijn tal van revolutionairen uit Italië, Zwitserland, Duitsland en Hongarije het oude Europa ontvlucht. In Amerika verklaren deze radicale immigranten de oorlog aan al wat paaps is. Ze organiseren betogingen, er wordt brand gesticht en er vallen doden. Na de goudkoorts en de massale immigratie die erop volgde ontluikt ook een vorm van xenofobie bij de echte Amerikanen. Sommige protestanten zien in deze ontwikkeling de gedroomde kans om de opkomst van de papisten een halt toe te roepen. Het is een explosieve cocktail die in een nieuwe geheime beweging uitmondt : de Know-Nothings. Tussen 1852 en 1856 bundelt deze beweging de krachten van het verzet. De politieke vleugel van deze groepering is de American Party, die belooft de rechten van de arme Amerikanen te verdedigen tegen de aanzwellende stroom van Europese immigranten : America for the Americans als het ware. De pesterijen van Know-Nothings zorgen ervoor dat in 1854 alleen al 20.000 katholieken de V.S. voorgoed verlaten. Gelukkig krijgen de meeste Amerikanen vlug schoon genoeg van de terreur van de American Party en in 1856 zorgt de verkiezing van Buchanan voor een ommekeer en wordt deze zwarte bladzijde uit de Amerikaanse geschiedenis definitief omgedraaid. Tijdens deze woelige periode trekt De Smet zich een beetje terug uit de openbaarheid om de Know-Nothings en de American Party niet te fel te provoceren.
Voor de gewone, straatarme emigrant is de reis naar de Nieuwe Wereld geen plezierreis. Een flink percentage overleeft de overtocht van Europa naar het beloofde land niet. Tussen New Orleans en St.-Louis zorgen de overvolle raderboten voor de verspreiding van heel wat dodelijke ziekten. De Smet vangt regelmatig Vlaamse emigranten in moeilijkheden op. Wanneer vader, moeder en één van de kinderen uit één gezin kort na hun reis in St.-Louis overlijden, plaatst hij de 8 wezen bij goede katholieke families.
1853
De kersverse gouverneur van het Washington Territory, Isaac Stevens, vraagt De Smet om hem naar het noordwesten te vergezellen. De Smet heeft een goede reputatie bij de lokale bevolking, ook bij de gevreesde Blackfoot indianen, en dat is handig meegenomen. De Smet wil zich niet voor de kar van deze politicus laten spannen en bedankt voor de eer.
In april doet De Smet op weg naar Europa Washington D.C. aan. Hij heeft er een onderhoud met president Pierce. Op 9 mei vertrekt hij met bisschop John Miège aan boord van de stoomboot Fulton uit New York naar Europa. Op 20 mei komen ze in Le Havre aan, een snelle overtocht van 11 dagen. Intussen vernemen ze dat Roothaan in Rome overleden is. De Smet geeft een voordracht in Parijs. In de maand november komen De Smet en Miège weer in Parijs samen. De Smet brengt naast een volle beurs 8 nieuwe rekruten mee. De bisschop heeft ook 5 kandidaten voor Missouri. Roothaan wordt door pater Beckx opgevolgd.
In december vertrekken De Smet en Miège met hun 13 rekruten uit Antwerpen op de Humboldt naar de V.S. Het reisdoel van de Humboldt is New York, maar de voorraad kolen is te krap en ter hoogte van het Amerikaanse vasteland besluit de kapitein om Halifax aan te lopen en er te bunkeren. Een dichte mist voor de kust van Nova Scotia maakt het aanlopen van de haven nagenoeg onmogelijk. Een lokale visser biedt zijn diensten aan om het passagierschip binnen te loodsen. De kapitein van de Humboldt gaat op de uitnodiging in, maar dat blijkt een kapitale vergissing. Om 6 uur in de morgen, terwijl iedereen nog slaapt, loopt het schip op een rif voor Devil's Island. De Humboldt slaat lek en lijkt reddeloos verloren. Reddingsboten worden uitgezet, maar wanneer de mist optrekt blijk het schip slechts 30 meter uit de kust te liggen. De opvarenden komen er met de schrik vanaf. De Smet draagt een dankmis op in de kathedraal van Halifax.
Bij zijn terugkeer in St.-Louis verneemt De Smet dat Van de Velde tot bisschop van Chicago benoemd werd en dat Miège nu de verantwoordelijkheid over het ganse Indiaans Territorium draagt.
1854
De Smet bezoekt de zieke moeders van David Mitchell en Benjamin Bonneville. Bisschop Lamy van Santa Fe vraagt Beckx om De Smet naar New Mexico te sturen, maar door de terugkeer van de in 1848 gevluchte jezuïeten, kampt St.-Louis voor de zoveelste keer met een acuut personeelsgebrek, zodat De Smet op post moet blijven. Beckx beslist wel dat De Smet de boekhouding van de Rocky Mountain Mission niet langer moet opvolgen. Antonio Ravalli komt aan het hoofd van de missie die voortaan de Oregon Mission zal noemen en administratief van Californië zal afhangen. Voortaan zal de financiële controle door de provincie van Turijn (Italië) gedaan worden. De Smet verliest weer een oude bekende wanneer Thomas Fitzpatrick (55) plots aan een longontsteking overlijdt. De Smet bezoekt een aantal colleges in Ohio en Kentucky.
In Washington wordt een wet gestemd (de Kansas-Nebraska Act) met de bedoeling om zoveel mogelijk indianen uit het doorgangsgebied Kansas-Nebraska te verwijderen. De indianen uit het oosten moeten nog maar eens opkrassen. Ze worden ten zuiden van Kansas in een Indiaans Territorium (het toekomstige Oklahoma) gevestigd. Het is voor de jezuïeten onmogelijk om de diaspora te volgen en in al de nieuwe reservaten van het Indiaans Territorium aanwezig te zijn. In de rest van de prairie (Colorado, Wyoming, de Dakota en Montana) leven nog duizenden wilde prairie-indianen. Het zijn ongeciviliseerde stammen die hoofdzakelijk van de jacht leven. Het is moeilijk om deze rondtrekkende nomaden te bekeren. In St.-Louis zal de aandacht van de jezuïeten voortaan vooral naar de groeiende blanke gemeenschap gaan. De prairie-indianen beginnen nu duidelijk aan te voelen dat hun vrije levenswijze door de toenemende blanke immigratie serieus bedreigd wordt. Dat verklaart waarom er meer en meer incidenten tussen de indianen en de kolonisten ontstaan. Een bekend incident is het zogenaamde Grattan Massacre, dat zich nabij fort Laramie afspeelt, niet ver van de plek waar 3 jaar geleden de duurzame vrede van fort Laramie gesloten werd. Frightening Bear, het in 1851 door de Amerikanen aangestelde opperhoofd van alle Sioux indianen, komt bij het conflict om het leven.
|